|
||||||||
|
“Zimbabwe’s finest”, zo wordt dit achtkoppige gezelschap ook wel eens genoemd en te oordelen naar deze nieuwe plaat -ik kom er niet achter of het nu hun derde dan wel hun vierde is- is dat allerminst overdreven. Wat ooit begon als een groepje van zes schoolvrienden uit de buurt van de Victoria-watervallen, is in anderhalf decennium uitgegroeid tot één van de beste live bands, die je op deze aardbol kunt meemaken en, waar ze onverdroten de wereld rondreizen om letterlijk overal te gaan optreden, zijn ze eerder zuinig met het uitbrengen van platen: bijna zes jaar liggen er tussen hun alom geprezen “Luyando” en deze nieuwe. Die ontleent haar titel aan een systeem van tekens die in het zand geschreven worden bij een initiatieritus bij de Luvale, een Zuid-Afrikaanse volksstam en, zoals we dat intussen van de band gewend zijn, wordt er ook in zowat elke song rijkelijk uit de eigen tradities geput. Dat gebeurt in talen, waar je als simpele Europeaan geen jota van begrijpt, maar die je wel aanspreken, door de bijzondere manier waarop ze gebracht worden. Mokoomba staat gelijk met respect voor de voorouders, voor tradities, voor zowat alles wat we hier onderweg zijn kwijtgeraakt en dat weten ze te vertalen in uiterst aanstekelijke en dansbare muziek. Nu, let wel: dit is niet het soort aanstekelijkheid dat in hotel lounges wordt aangeboden. Dit is heel eigen, goudeerlijke muziek. Vergeleken met de twee vorige platen, wordt de sound hier uitgebreid met een ronduit fantastische blazerssectie, geleend van de Ghanese highlife-band Santrofi en het effect van die toevoeging is onmiskenbaar: het duel tussen die blazers en de eigen sound van Mokoomba -grosso modo is dat “gitaar, keyboard, bas en percussie” levert enorm spannende interactie op en beide groepen zetten elkaar aan tot nog meer gedrevenheid dan vroeger al het geval was. Zo krijg je dus een soort “Pan-Afrikaanse” klank -je hoort echo’s van Mali, Ghana, Zuid-Afrika…-, die, vooral omwille van de manier van zingen van leadzanger Mathias Muzaza en de backing zang van de andere vijf, bijzonder fijn in het gehoor ligt. Al van bij opener “Tamvela Mama” ben je helemaal mee in het verhaal van de moeder die haar kinderen ertoe aanzet elkaar graag te zien en vooral met elkaar verbonden te blijven. In “Ndipe” gaat het over empathie en liefdadigheid, terwijl in “Manina” de verschillende vormen van verlies aan bod komen, heel fraai ingezongen door zangeres Ulethu, die normaal house-muziek maakt.. Sociaal bewogen zijn de zes dus nog altijd en daarenboven staan er zowaar twee trage songs op de plaat, iets wat we ook niet meteen gewend zijn. Voor “Makolo” kwam Congolees Desolo B. langs en die brengt dan weer een streepje soukous mee en zo wordt deze plaat nog meer gevarieerd dan je vooraf zou verwachten. Toetje van dienst: knappe remixes van drie songs van de “Luyando”-CD, zodat eventuele laatkomers alsnog kunnen aansluiten. Het einde van het jaar nadert en dus wordt het binnenkort weer lijstjestijd. Geen twijfel mogelijk: -de nieuwe Mokoomba zal vaak voorkomen, daar kan je nu al gif op innemen. En u krijgt er van mij een gouden raad bovenop: als deze gasten in de buurt zijn, niet aarzelen en gaan kijken. Eigen ervaring, bij deze graag gedeeld ! (Dani Heyvaert)
|